E
Een dikke rook ging op, waar Hij Zich keerde,
Een godd'loos rot heeft mij ten roof gesteld;
Een lasteraar, een leugenspreker
Een licht, zo groot, zo schoon,
Een listig volk heeft, boos en trots van aard,
Een net belemmerd' onze schreden;
Een stroom van ongerechtigheden
Een vaste burcht is onze God,
Eenmaal sprak God tot mij een woord,
Eerlang gedenkt hieraan het wereldrond;
"Eert geen uitlands God;
Egypteland zag al het eerstgeboren'
Elk mocht zijn brood, zo mild hem toegemeten,
Elk woedt om strijd, en toont zich onbeschroomd;
Elk, die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot,
En grimd' ook d'open hel ons aan
"En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld,
Ere zij God, ere zij God
Psalm 97 : 2
Een vuurgloed gaat Hem voor,
Den gansen hemel door,
En blaakt aan alle zijden
Hen, die Zijn macht bestrijden;
Zijn felle bliksemschicht
Snelt door al 't zwerk, verlicht
Den gansen wereldkloot;
Het aardrijk ziet zijn nood,
En ijst, en beeft, en zwicht.
Gekoppelde kernwoorden:
• Natuurgeweld / bliksem / donder / water• Onweer