E
Een dikke rook ging op, waar Hij Zich keerde,
Een godd'loos rot heeft mij ten roof gesteld;
Een lasteraar, een leugenspreker
Een licht, zo groot, zo schoon,
Een listig volk heeft, boos en trots van aard,
Een net belemmerd' onze schreden;
Een stroom van ongerechtigheden
Een vaste burcht is onze God,
Een vuurgloed gaat Hem voor,
Eerlang gedenkt hieraan het wereldrond;
"Eert geen uitlands God;
Egypteland zag al het eerstgeboren'
Elk mocht zijn brood, zo mild hem toegemeten,
Elk woedt om strijd, en toont zich onbeschroomd;
Elk, die Hem vreest, hoe klein hij zij of groot,
En grimd' ook d'open hel ons aan
"En Ik, die Vorst, met zoveel macht bedeeld,
Ere zij God, ere zij God
Psalm 62 : 8
Eenmaal sprak God tot mij een woord,
Tot tweemaal toe heb ik 't gehoord:
"Dat 's HEEREN zijn de sterkt' en krachten."
Ook is bij U de goedheid, HEER;
Dies heeft van U elk sterv'ling weer,
Vergelding naar zijn werk te wachten.
Gekoppelde kernwoorden:
• Almacht van God• Beloner (God is - en straffer)
• Gebed (8 Want Uw is het Koninkrijk...)
• Goedheid van God
• Redden (God wil de vromen -)