Psalm 15
Vers 1
Wie zal verkeren, grote God,
In Uwe tent? Wien zult Gij kronen
Met zulk een onwaardeerbaar lot,
Dat hij, bij 't heuglijkst gunstgenot
Uw heilig Sion moog' bewonen
Vers 2
Die in zijn wandel zich oprecht
En wars betoont van valse streken;
Zijn aandacht aan Uw wetten hecht;
Zich op de deugd met ijver legt,
En waarheid met zijn hart blijft spreken.
Vers 3
Die met zijn tong niet achterklapt;
Geen kwaad doet aan zijn metgezellen;
Niet in het spoor van laster stapt;
Maar, zo men iemands eer vertrapt,
Dien smaad wil horen noch vertellen.
Vers 4
Wiens oog verworpenen veracht,
Maar hen eerbiedigt, die God vrezen;
Die zich voor roek'loos zweren wacht,
Doch 't geen hij zweert, getrouw betracht,
Al zou 't hem ook tot schade wezen.
Vers 5
Die nooit zijn geld op woeker geeft;
Die, d' onschuld en het recht genegen;
Het oog op geen geschenken heeft.
Wie dus oprecht en deugdzaam leeft,
Zal nimmer wank'len op zijn wegen.
Samenzang Psalm 15 Tekst en beeld Psalm 15
SV | HSV | KJV | FR | DU | AFR | ESP
Psalm 15
1 'n Psalm van Dawid. HERE, wie mag vertoef in u tent? Wie mag woon op u heilige berg?
2 Hy wat opreg wandel en geregtigheid doen, en wat met sy hart die waarheid spreek;
3 wat nie rondgaan met laster op sy tong nie, sy vriend geen kwaad doen en geen smaadrede uitspreek teen sy naaste nie;
4 in wie se oë die verworpene veragtelik is, maar hy eer die wat die HERE vrees; al het hy gesweer tot sy skade, hy verander nie;
5 wat sy geld nie gee op woeker en geen omkoopgeskenk aanneem teen die onskuldige nie. Hy wat hierdie dinge doen, sal nie wankel in ewigheid nie.