Psalm 34

Vers 1
Ik loof den HEER, mijn God;
Mijn zang klimm' op naar 't hemelhof;
Mijn mond zing' eeuwig tot Zijn lof,
Om mijn gelukkig lot.
Mijn ziel, loof d' Opperheer;
't Zachtmoedig volk zal 't straks verstaan,
Door vreugd met u zijn aangedaan,
En juichen tot Zijn eer. 

Vers 2
Komt, maakt God met mij groot;
Verbreidt, verhoogt, met hart en stem,
Den nooit volprezen naam van Hem,
Die ons behoedt in nood.
Ik zocht in mijn gebed
Den HEER, ootmoedig met geween;
Hij heeft mij in angstvalligheên
Geantwoord, mij gered. 

Vers 3
Zij sloegen 't oog op God;
Zij liepen als een stroom Hem aan.
Hij liet hen nimmer schaamrood staan,
En wendde straks hun lot.
Hij die door smart op smart
Gedrukt werd, zond tot God zijn beê;
Terstond verdween 't ondraagbaar wee,
Uit zijn benepen hart. 

Vers 4
Des HEEREN engel schaart
Een onverwinb're hemelwacht,
Rondom hem, die Gods wil betracht;
Dus is hij wèl bewaard.
Komt, smaakt nu en beschouwt
De goedheid van d' Alzegenaar.
Welzalig hij, die, in gevaar,
Alleen op Hem betrouwt. 

Vers 5
Vreest, vreest Hem t' allen tijd',
Gij, heiligen, daar g' ondervindt,
Dat hij, die God vreest en bemint,
Gebrek noch schade lijdt.
In honger komt noch moed,
Noch kracht den jongen leeuw te baat,
Maar die den HEER zoekt vroeg en laat,
Mist nimmer 't nodig goed. 

Vers 6
Komt, kind'ren, hoort naar mij;
Neem mijn' getrouwen raad in acht;
Ik leer, opdat g' uw plicht betracht,
Wat 's HEEREN vreze zij.
Hebt gij in't leven lust,
In dagen, waar men 't goed' in ziet,
Waarin men vrij is van verdriet,
Waar niets ons heil ontrust? 

Vers 7
Houdt dan uw tong in toom;
Dat zij nooit schand'lijk spreek' of smaal';
Dat nooit bedrog of leugentaal
Op uwe lippen koom'.
Betreedt het rechte spoor;
Veracht het kwaad; jaagt naar den vreê.
God ziet de vromen, en hun beê
Geeft Hij altoos gehoor. 

Vers 8
God slaat een gram gezicht
Op bozen, die Hem tegenstaan;
Hij doet hun naam met hen vergaan
Door 't hoogste strafgericht.
Maar Hij ziet gunstig neer
Op hem, die naar Zijn wetten leeft;
God is het, Die hem uitkomst geeft,
Zijn groten naam ter eer. 

Vers 9
God is 't verbroken hart,
't Verbrijzeld en bedrukt gemoed,
Te allen tijd' nabij en goed,
In tegenheid en smart.
Veel wederwaardigheên,
Veel rampen zijn des vromen lot;
Maar uit die alle redt hem God;
Hij is zijn heil alleen. 

Vers 10
God zorgt, als 't leed genaakt,
Dat hij niet gans ternederstort';
Dat hem geen been gebroken word';
't Is God, die hem bewaakt.
De snode boosheid baart
Den goddeloze vloek en dood;
Daar hij, die d' onschuld stout verstoot,
Zelf schuldig wordt verklaard. 

Vers 11
De HEER verlost en spaart
Zijn volk, dat op Zijn hulp vertrouwt.
Het zal, door Hem in gunst beschouwd,
Niet schuldig zijn verklaard. 

Samenzang Psalm 34  Tekst en beeld Psalm 34

Psalm 34 zingen

Psalm 34 en jij 

Vruchtdragen voor Hem

Duivels dichtbij

Kom in beweging!

Pelgrimeren met God

Onderweg met Bonhoeffer

Overschrijfbijbel Evangeliƫn

Bijbel (HSV) met Psalmen - hardcover blauw met schelpen

Meidenbijbel

Kinderbijbel HSV

Huisbijbel HSV

SV | HSV | KJV | FR | DU | AFR | ESP

Psalm 34

1 Salmo de David, cuando mudó su semblante delante de Abimelech, y él lo echó, y fuése. BENDECIRÉ á Jehová en todo tiempo; Su alabanza será siempre en mi boca.

2 En Jehová se gloriará mi alma: Oiránlo los mansos, y se alegrarán.

3 Engrandeced á Jehová conmigo, Y ensalcemos su nombre á una.

4 Busqué á Jehová, y él me oyó, Y libróme de todos mis temores.

5 A él miraron y fueron alumbrados: Y sus rostros no se avergonzaron.

6 Este pobre clamó, y oyóle Jehová, Y librólo de todas sus angustias.

7 El ángel de Jehová acampa en derredor de los que le temen, Y los defiende.

8 Gustad, y ved que es bueno Jehová: Dichoso el hombre que confiará en él.

9 Temed á Jehová, vosotros sus santos; Porque no hay falta para los que le temen.

10 Los leoncillos necesitaron, y tuvieron hambre; Pero los que buscan á Jehová, no tendrán falta de ningún bien.

11 Venid, hijos, oidme; El temor de Jehová os enseñaré.

12 ¿Quién es el hombre que desea vida, Que codicia días para ver bien?

13 Guarda tu lengua de mal, Y tus labios de hablar engaño.

14 Apártate del mal, y haz el bien; Busca la paz, y síguela.

15 Los ojos de Jehová están sobre los justos, Y atentos sus oídos al clamor de ellos.

16 La ira de Jehová contra los que mal hacen, Para cortar de la tierra la memoria de ellos.

17 Clamaron los justos, y Jehová oyó, Y librólos de todas sus angustias.

18 Cercano está Jehová á los quebrantados de corazón; Y salvará á los contritos de espíritu.

19 Muchos son los males del justo; Mas de todos ellos lo librará Jehová.

20 El guarda todos sus huesos; Ni uno de ellos será quebrantado.

21 Matará al malo la maldad; Y los que aborrecen al justo serán asolados.

22 Jehová redime el alma de sus siervos; Y no serán asolados cuantos en él confían.

Sponsor:

Jongbloed Media

Bijbels met Psalmen

Bijbels Herziene Statenvertaling

Bijbels voor jongeren

Kinderbijbels

Uitgeverij Groen