Catechismus vraag 78 uitleg: over het Heilig Avondmaal
Auteur: ds. W. Pieters
Na 77 volgt 78. Dat weten we allemaal. De Catechismus gaat in vraag 78 verder met de uitleg van het avondmaal. De jeugd in Heidelberg kreeg over dit onderwerp heel wat voor hun kiezen. Of ze er ook zo in geïnteresseerd waren, waag ik te betwijfelen. In onze dagen weet ik het wel zeker dat jonge mensen weinig of niets met sacramenten hebben. Ik herinner me nog heel best dat ik in mijn eerste gemeente, Genemuiden, op catechisatie de lange en ingewikkelde vragen over de doop had behandeld. Daarna zou het avondmaal aan de beurt zijn, maar de jeugd vroeg of ik alsjeblieft een poosje wat anders wilde behandelen. Dat heb ik toen een seizoen gedaan: een begin gemaakt met de tien geboden. Maar ja, een seizoen later kwamen we toch bij het avondmaal terecht.
Nu is papier wat geduldiger dan een zaal met Gellemuniger jeugd, en daarom ga ik toch maar gewoon verder met vraag en antwoord 78, maar ik kan me indenken, dat niet iedere lezer ademloos geboeid is door deze stof.
Het is ook buiten alle proporties zoveel ruimte de Catechismus aan de sacramenten geeft, zeker als je daarmee vergelijkt hoe weinig doop en avondmaal in de Bijbel genoemd worden.
In vraag 78 lezen we:
Wert dan uyt broodt ende wijn, dat wesentlick lichaem ende bloet Christi?
Het antwoord luidt:
Neent; maer gelijck het water inden Doop niet in dat bloedt Christi verandert wert, noch de afwasschinghe der sonden selve is (daervan het alleen een Godlick waerteecken ende versekeringhe is), also en werdt oock dat broodt in ’t avend-mael niet dat lichaem Christi selve, hoewel het nae den aerdt ende eygenschap der Sacramenten dat lichaem Jesu Christi ghenaemt werdt.
In de eerste plaats merken we dat de Catechismus een vergelijking trekt tussen doop en avondmaal. Voor de opstellers van de Catechismus zijn deze twee aan elkaar gelijk in het wezen van de zaak.
In de tweede plaats gaat het over de sacramentele spreekwijze. Wat houdt dat in? Dat we over de sacramenten op een andere manier praten dan over gewoon brood en gewoon water. Hoe dan? Het is symbooltaal. In de Bijbel komt heel wat symbooltaal voor. Denk aan de woorden van Jezus in
- Johannes 6 vers 35: “Ik ben het Brood des levens.”
- Johannes 8 vers 12: “Ik ben het licht der wereld.”
- Johannes 10 vers 7: “Ik ben de Deur der schapen.”
- Johannes 10 vers 11: “Ik ben de goede Herder.”
- Johannes 11 vers 25: “Ik ben de Opstanding en het Leven.”
- Johannes 14 vers 6: “Ik ben de Weg, en de Waarheid, en het Leven.”
- Johannes 15 vers 1: “Ik ben de ware Wijnstok.”
Niemand denkt dat Jezus deze dingen letterlijk / uiterlijk is. Hij gebruikt beeldspraak.
Andersom is ook mogelijk. Neem het volgende voorbeeld.
Op een dag zijn je opa en oma op bezoek. Dan komen de nieuwe buren even binnen en stellen zich voor. Je moeder zegt: “Dat zijn mijn vader en moeder.” Let op het woordje ‘zijn’. De volgende dag komt je vriendin. Ze vraagt, terwijl ze naar een foto aan de muur wijst: “Wie zijn dat?” Moeder zegt: “dat zijn mijn vader en moeder.” Ze gebruikt hetzelfde woordje ‘zijn’. Wat bedoelt zij er nu mee? Waar zij naar wijst, is immers helemaal niet je opa en oma, maar alleen een afbeelding van hen. Maar iedereen begrijpt deze manier van praten. Niemand zal dan ook zeggen: is dat stukje papier uw ouders? Iedereen snapt: het is hun afbeelding.
Deze manier van spreken, die in het dagelijkse leven heel gewoon is, komen we in de Bijbel ook tegen. Denk aan Genesis 40 vers 12. Jozef legt de droom van de schenker uit en zegt: “De drie ranken zijn drie dagen.” Jozef bedoelt: “De drie ranken betekenen drie dagen.”
Denk ook aan Ezechiël 4 en 5. De profeet moet de belegering van de stad Jeruzalem door de Babyloniërs afbeelden. In 5 vers 5 zegt God: “Dit is Jeruzalem.” Je voelt: deze uitspraak betekent: “Dit betekent Jeruzalem.”
Paulus gebruikt in I Korinthiërs 10 vers 4 ook een sacramentele manier van spreken: “Allen dronken uit de geestelijke steenrots die volgde. En de steenrots was Christus.” De apostel heeft het over de Israëlieten in de woestijntijd, op weg van Egypte naar het Beloofde Land. God gaf water uit een steenrots. Was de rots Christus? Niet letterlijk, maar figuurlijk, als afbeelding van Hem.
Met de sacramenten, zowel de oudtestamentische (besnijdenis en Pascha) als de nieuwtestamentische (doop en avondmaal), gebeurt dit ook. In Genesis 17 vers 10 lezen we dat de besnijdenis het verbond was, terwijl het er ‘alleen maar’ een afbeelding van was. De statenvertalers schrijven daarover: ‘Deze manier van spreken, waardoor het teken de naam draagt van de afgebeelde zaak, wordt in de sacramenten menigmaal gebruikt, om ons de geestelijke weldaden aan te wijzen en te verklaren.’
In Exodus 12 vers 11 lezen we: “…het is des HEEREN Pascha.” De kanttekening merkt op dat het woord Pascha ‘voorbijgang’ betekent. De verderfengel ging immers de huizen van de Israëlieten voorbij. Het lam wordt dan ook op een sacramentele manier van zeggen het Pascha (de voorbijgang) zelf genoemd, terwijl het er ‘alleen maar’ een teken van was.
Zo is het ook bij het avondmaal: Jezus noemt het brood Zijn lichaam. Luther heeft aan de letterlijke betekenis van het woordje ‘is’ vastgehouden, zonder rekening te houden met het verband waarin de woorden staan, en zei: als Jezus zegt dat het brood Zijn lichaam is, dan geloof ik dat, ook al begrijp ik het niet.
Het is goed om aan de letter van de Bijbel vast te houden, als de Bijbel iets letterlijk bedoelt. Maar gebruikt de Bijbel beeldspraak, of een sacramentele manier van spreken, dan doen wij geen recht aan Gods Woord wanneer we dit letterlijk opvatten. Zo zégt Jezus bij het avondmaal dat het brood Zijn lichaam is en de wijn Zijn bloed; en Hij bedóelt dat ze afbeeldingen van Zijn lichaam en bloed zijn.
Waaróm de Bijbel deze sacramentele spreekwijze gebruikt, komt in vraag en antwoord 79 aan de orde, dus dat laat ik nu even liggen.
Uit dit relaas is duidelijk dat de Bijbel niet bepaald een boek is voor luie mensen, die met een half oog een stukje lezen en het direct willen snappen en verder niet onderzoeken. Mishandel je de Bijbel op deze manier dan begrijp je niet hoe het avondmaalsbrood wel én niet het lichaam van Jezus is. Dan vraag je je af: is de (wijn van de) drinkbeker nu wel of niet Zijn bloed? Het antwoord is: ja en nee. Ja, het brood is Zijn lichaam / de wijn is Zijn bloed, maar niet op de manier waarop Luther het meende… Het is zinnebeeldig of geestelijk bedoeld.