Bishop J.C Ryle zegt over Johannes 3:1-8
Auteur: ds. W. Pieters
"En er was een mens uit de farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden. Deze kwam des nachts tot Jezus ..."
Het gesprek tussen Christus en Nicodemus, dat met deze verzen begint, is één van de meest belangrijke gedeelten van de hele Bijbel. Nergens vinden we sterkere beweringen over de volgende twee onderwerpen: de nieuwe geboorte én de zaligheid door het geloof in de Zoon van God.
De dienstknecht van Christus doet er goed aan zich dit hoofdstuk grondig eigen te maken. Iemand kan onwetend zijn met betrekking tot vele dingen in de geestelijke dingen en toch gered worden. Maar onwetend te zijn met betrekking tot de zaken die in dit hoofdstuk verhandeld worden, betekent te wandelen op de brede weg die naar het verderf leidt.
We moeten in de eerste plaats in deze verzen opmerken wat een zwak en wankelend begin iemand in het geestelijke leven kan hebben, die toch ten slotte een sterk Christen zal zijn. Ons wordt verteld van een zekere farizeeër, Nicodemus genoemd, die 's avonds laat bij Jezus kwam, bekommerd om zijn ziel.
Er kan weinig twijfel aan zijn dat Nicodemus uit vrees voor de mensen deed, zoals hij deed. Hij was bang voor wat de mensen zouden denken of zeggen of doen, als zijn bezoek bij Jezus bekend werd. Hij kwam 's avonds laat omdat hij niet genoeg geloof en moed had om overdag te komen.
En toch kwam er later een tijd dat deze zelfde Nicodemus in het Sanhedrin op klaarlichte dag de kant van onze Heere koos: `Oordeelt onze wet iemand,' zo zei hij, `voordat zij hem gehoord heeft en weet wat hij doet?' (Johannes 7 vers 51).
En dit was niet alles. Er kwam een tijd dat deze zelfde Nicodemus één van de twee mannen was die het dode lichaam van onze Heere eerden. Hij hielp Jozef van Arimathea Jezus te begraven, toen zelfs de apostelen hun Meester hadden verzaakt en waren gevlucht. Zijn laatste was meer dan zijn eerste. Hoewel hij slecht begon, eindigde hij goed.
“En er was een mens uit de farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden. Deze kwam des nachts tot Jezus ... Jezus antwoordde en zei tot hem: voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien.”
De geschiedenis van Nicodemus is bedoeld om ons te leren dat we nooit de `dag der kleine dingen' in het geestelijke moeten verachten (Zacharia 4 vers 10).
We moeten van niemand zomaar zeggen dat hij geen genade heeft om reden dat zijn eerste stappen naar God toe zo beschroomd en wankel zijn en omdat de eerste gevoelens van zijn ziel zo onzeker zijn, zo aarzelend en bestempeld met veel onvolkomenheid.
We moeten denken aan de ontvangst van Nicodemus bij onze Heere. Hij verbrak het gekrookte riet niet dat Hij voor Zich zag, en Hij bluste de rokende vlaswiek niet uit (Mattheüs 12 vers 20).
Laten wij net als Hij de zoekers bij de hand nemen en vriendelijk en vol liefde met hen omgaan. Overal moet toch een eerste begin zijn.
Het zijn niet degenen die aan het begin de meest vurige geloofsbelijdenis afleggen, die het langste volhouden en het standvastigste blijken te zijn. Judas Iskarioth was een apostel, toen Nicodemus nog maar net zijn weg langzaam naar het volle licht tastte. Maar later, toen Nicodemus vrijmoedig hielp zijn gekruisigde Zaligmaker te begraven, had Judas Hem verraden en zichzelf opgehangen!
Dit is een feit dat niet vergeten behoorde te worden.
In de tweede plaats kunnen we uit deze verzen leren wat een machtige verandering nodig is tot zaligheid, zoals onze Heere dat verklaart, en welke opmerkelijke uitdrukking Hij gebruikt om dit te omschrijven.
Hij spreekt van een nieuwe geboorte. Hij zegt tot Nicodemus: `Tenzij iemand opnieuw geboren wordt, kan hij Gods Koninkrijk niet zien.' Hij herhaalt dezelfde waarheid met andere woorden, met de bedoeling het voor het gemoed van zijn luisteraar eenvoudiger te maken: `Tenzij iemand geboren wordt uit water en uit de Geest, hij kan Gods Koninkrijk niet ingaan.'
"En er was een mens uit de farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden. Deze kwam des nachts tot Jezus ... Jezus antwoordde en zei tot hem: voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien."
Door de uitdrukking dat we geboren moeten worden uit water en Geest bedoelde Jezus, dat Nicodemus zou verstaan dat niemand Zijn discipel kon worden, tenzij zijn innerlijke mens grondig was gereinigd en vernieuwd door de Geest, zoals de uitwendige mens gereinigd wordt door water.
Om de voorrechten van het jodendom te bezitten hoefde iemand alleen maar geboren te zijn uit het zaad van Abraham naar het vlees. Maar om de voorrechten van het Koninkrijk van Christus te bezitten moet iemand opnieuw geboren zijn uit de Heilige Geest.
De verandering die onze Heere hier noodzakelijk noemt om zalig te worden is duidelijk niet gering of oppervlakkig. Het is niet alleen een reformatie of verbetering of een gedragsverandering of een uitwendige verandering van het leven. Het is een grondige verandering van het hart, de wil en het karakter. Het is een opstanding uit de dood. Het is een nieuwe schepping. Het is: overgaan uit de dood in het leven. Het is: in onze dode harten een nieuw beginsel van Boven inplanten. Het is: een nieuw schepsel tot aanzijn roepen met een nieuwe natuur, nieuwe gewoonten van leven, nieuwe smaak, nieuw verlangen, nieuwe begeerte, nieuwe mening, nieuwe opvatting, nieuwe hoop en nieuwe vrees.
Dit alles en niets minder dan dit is bedoeld, wanneer onze Heere verklaart dat we allen een nieuwe geboorte nodig hebben.
Deze verandering van het hart is dáárom zo absoluut nodig tot zaligheid, omdat wij allen, zonder uitzondering, zijn geboren in een verdorven situatie.
Wat uit vlees geboren is, is vlees. Onze natuur is totaal gevallen. Het vleselijke gemoed is vijandschap tegen God (Romeinen 8 vers 7). Wij komen in de wereld zonder geloof of liefde of vrees voor God. We hebben geen natuurlijke neiging om Hem te dienen of te gehoorzamen en geen natuurlijk genoegen om Zijn wil te doen.
“En er was een mens uit de farizeeën, wiens naam was Nicodemus, een overste der Joden. Deze kwam des nachts tot Jezus ... Jezus antwoordde en zei tot hem: voorwaar, voorwaar zeg Ik u: tenzij dat iemand wederom geboren wordt, hij kan het Koninkrijk Gods niet zien. Hetgeen uit het vlees geboren is, is vlees, en hetgeen uit de Geest geboren is, is Geest.”
Overgelaten aan zichzelf zou geen enkel kind van Adam ooit tot God terugkeren. De zuiverste omschrijving van de verandering die we allen nodig hebben om waarlijk Christen te worden, is de uitdrukking: wedergeboorte.
Deze machtige verandering ─ vergeet dat nooit! ─ kunnen we onszelf niet geven. Juist de naam die onze Heere eraan geeft, is daar een overtuigend bewijs van. Hij noemt het een `geboorte'.
Niemand is de bewerker van zijn eigen bestaan en zo kan ook niemand zijn eigen ziel levend maken. We kunnen net zo goed verwachten dat een dode zichzelf leven geeft, als dat een natuurlijk mens zichzelf geestelijk maakt. Een kracht van Boven moet in werking worden gesteld, en wel juist dezelfde kracht die de wereld schiep (II Corinthiërs 4 vers 6).
Een mens kan heel veel, maar hij kan aan zichzelf of aan een ander geen leven geven. Iemand leven geven is uitsluitend een voorrecht van God. Terecht mag onze Heere wel zeggen, dat we het nodig hebben wedergeboren te worden.
We moeten vooral steeds bedenken dat we zonder deze machtige verandering niet in de hemel kunnen komen, en al zouden we daarin kunnen komen, dan zouden we zonder wedergeboorte de hemel nog niet kunnen genieten of aangenaam vinden. De woorden van onze Heere zijn niet voor misverstand vatbaar: tenzij iemand wedergeboren wordt, hij kan het Koninkrijk van God niet zien en er ook niet ingaan.
Je kunt de hemel bereiken zonder geld, zonder aanzien of geleerdheid, maar het is zo klaar als de zon (als woorden tenminste enigszins betekenis hebben) dat niemand de hemel kan ingaan zonder wedergeboorte.
"De wind blaast waarheen hij wil en gij hoort zijn geluid, maar gij weet niet vanwaar hij komt en waar hij heengaat; zo is een ieder die uit de Geest geboren is."
We moeten we in deze verzen opmerken de onderwijzende illustratie die onze Heere gebruikt in het verklaren van de wedergeboorte. Hij zag dat Nicodemus verslagen en verbaasd was door de dingen die hij zojuist had gehoord. Genadig helpt Hij zijn verwonderd gemoed door een illustratie, genomen van de wind.
Veel van de wind is geheimzinnig en onverklaarbaar. We kunnen de wind niet in onze handen nemen of met onze ogen zien. Wanneer de wind waait, kunnen we niet precies het punt aangeven waar de wind het eerst begon te waaien en ook niet waar de wind precies `terecht zal komen'. Maar desondanks ontkennen we zijn aanwezigheid niet.
Precies zo is het ook met de werkingen van de Geest in de wedergeboorte. Deze werkingen kunnen voor ons op veel punten geheimzinnig en onbegrijpelijk zijn. Maar het is dwaas om ons eraan te ergeren, omdat er zoveel is aan is wat we niet kunnen verklaren.
Wat voor geheimzinnigs er ook aan de wind is, zijn aanwezigheid kunnen we altijd weten door zijn geluid en door de gevolgen van de wind. Wanneer ons oor de wind hoort gieren door de straten en onze ogen de wolken zien, door de wind gejaagd, dan aarzelen we niet om te zeggen: er is wind.
Precies zo is het met de werkingen van de Heilige Geest in de wedergeboorte. Hoe wonderlijk en onbegrijpelijk Zijn werk ook is, toch kan het altijd worden gezien en herkend. De wedergeboorte kan niet verborgen blijven. Er zullen altijd zichtbare vruchten van de Geest zijn in een ieder die uit de Geest geboren is.
Willen we weten wat de kenmerken van de nieuwe geboorte zijn? We vinden ze tot onze lering geschreven in de eerste brief van Johannes. Iemand die uit God geboren is - gelooft dat Jezus de Christus is (I Johannes 5 vers 1); - doet de zonde niet (3 vers 9); - doet de rechtvaardigheid (2 vers 29); - heeft de broeders lief (3 vers 14); - overwint de wereld (5 vers 4); - bewaart zich van de boze (5 vers 18).
En laat ons nu onszelf plechtig de vraag stellen of we iets kennen van deze machtige verandering, waarover we hebben gelezen. Zijn we opnieuw geboren? Kunnen de kenmerken van de wedergeboorte in ons worden gezien? Kan het geluid van de Geest worden gehoord in onze dagelijkse gesprekken? Is het beeld en de `handtekening' van de Geest in ons leven bespeurbaar?
Gelukkig is hij die deze vragen tot tevredenheid kan beantwoorden.
Er zal een dag komen dat degenen die niet wedergeboren zijn, zullen wensen dat zij nooit geboren waren geweest.
Zijn bloed zij over ons en over onze kinderen
Hetgeen Uw vijand riep tot zijn verderf en schade
dat roep ik tot U ook, o Heiland vol genade,
maar tot mijn zaligheid, in vurige aandacht:
Uw bloed zij over mij en over mijn geslacht!
Uw bloed zij over mij, mijn zonden te versmoren,
en op mijn kinderen om 't kwaad, hen aangeboren,
te wassen, en hun ziel te redden van de pijn.
Zo zal der Joden vloek voor ons een zegen zijn.
Jacobus Revius
'In de rechtszaal van het geweten wordt doorlopend zitting gehouden.' (George Herbert)
'Een leugenaar wordt niet geloofd, zelfs al spreekt hij de waarheid.' (Cicero)
'Het is merkwaardig hoeveel plichtsbesef de mens heeft, ... wanneer het de plichten van anderen betreft.' (Peter Sirius)
'Al des sterv'lings roem is niet dan blinkend ijs en ruisend riet.' (Willem Bilderdijk)
'Veel mensen zijn eenzaam, omdat zij muren bouwen in plaats van bruggen.'
'Men moet veel gestudeerd hebben, om te weten dat men weinig weet.'
'Wie zichzelf onderwijst, heeft een dwaas als leermeester.' (Benjamin Franklin)