Psalm 119 en jij
Auteur: ds. W. Pieters
Het belangrijkste onderwerp van Psalm 119 is Gods wet. Of iets nauwkeuriger gezegd: de waarde van Gods wet. Bij het woord ‘wet’ moet je niet alleen denken aan de Tien Geboden, maar heel de wetgeving die God door Mozes aan Zijn volk Israël gaf. De kern hiervan is de ceremoniële wetgeving; dus alles wat met tabernakel en priesterdienst, offers en verzoening te maken heeft.
Hoe Psalm 119 tot stand is gekomen, weten we niet, maar het lijkt erop dat de dichter van keer tot keer op ‘een papiertje’ schreef, wat hem maar trof of in de gedachten kwam met betrekking tot deze goede wet van zijn Verbonds-god. In de loop van de jaren verzamelde hij zo een hele rij gedachten en ontboezemingen die allemaal meer of minder met Gods heilzame wet te maken hadden. Deze heeft hij (of zijn zoon) later achter elkaar gevoegd in alfabetische volgorde, zodat 176 uitspraken, als kralen aan een draad, deze langste Psalm vormen.
Het valt op dat de dichter heel wat verschillende woorden gebruikt om deze wet van God aan te duiden (zie bladzijde 2). Gods wet kan, net als een diamant, van allerlei kanten worden bezien. Een heel treffend woord dat hij in deze Psalm meermalen gebruikt, is het woord ‘getuigenis’. Weet jij wat een getuigenis is? Een bewijs van iets. De statenvertalers omschrijven het woord ‘getuigenis’ zo:
Door de getuigenissen des Heeren moet men hier verstaan Zijn wetten, die Hij aan Zijn volk gegeven heeft tot een getuigenis van Zijn gunst en van Zijn verbond, dat Hij met hen opgericht had.
Elke keer dat jij de Tien Geboden hoort voorlezen, mag je dus bedenken dat God een verbond met jou sloot en dat Hij je gunstig gezind is.
Je voelt wel: wie zó de wet van God herkent als een bewijs van Gods gunst en van Zijn genadig verbond, die kan heel zijn leven lang zich wel in deze wet vermaken. Dat verveelt nooit! Want Christus is het Hart van heel de wet, zowel van de Tien Geboden, die Hij hield, als van de offerwetten die Hij vervulde …
Het tweede onderwerp waar de dichter steeds allerlei aantekeningen over verzamelt, is het leven met God. Dit leven is aan de ene kant getekend door gehoorzaamheid aan Gods wet, en aan de andere kant door eenzaamheid, onbegrepen zijn, vervolgd worden – om Gods wet.
Als voorbeeld geldt vers 19: “Ik ben een vreemdeling op de aarde.” Misschien vraag je je af waarom dit tweede onderwerp ook zo in deze wetspsalm aan de orde komt.
- Die eenzaamheid is hem overkomen omdat hij zo dicht bij Gods wet, Gods Woord, leeft; en
- Des te meer hij onbegrepen over de aarde gaat en gehaat wordt, des te meer verlangt hij naar Gods wet.
In het tweede stukje van vers 19 bidt hij daarom: “Verberg Uw geboden voor mij niet.”
In de tijd van het Nieuwe Testament is dit niet anders. Luister maar naar Paulus. Hij schrijft aan zijn beste vriend (2 Timotheüs 3 vers 12): “Allen die godzalig willen leven in Christus Jezus, zullen vervolgd worden.”
In de twintigste eeuw alleen al zijn meer christenen om het geloof vermoord dan in alle negentien eeuwen daarvoor. Zal het in onze eeuw beter worden?
Daarom: wil je lijden ontlopen, houd je dan ver van Gods Woord! Maar of je daarmee vrede in je geweten zult krijgen, kun je je terecht afvragen.
Daar staat tegenover dat vervolging, zoals Paulus dus zegt dat alle christenen zullen meemaken, nog al eens een helder geloofsleven oplevert, en veel vreugde en troost in gebed en Schriftstudie
Misschien vraag je: “Waarom vervolgt de wereld toch christenen?” Ik denk dat je een antwoord kunt vinden in Hebreeën 11 waar je over Noach kunt lezen dat hij met zijn gedrag de wereld veroordeelde (vers 7). Het geweten van die wereldmensen wordt wakker – en dat willen ze niet. Ondertussen is een belangrijk kenmerk van die vervolgde en miskende christenen, wat in vers 136 staat: “Waterbeken vloeien af uit mijn ogen, omdat zij Uw wet niet onderhouden.”
Welzalig zijn, die in hun hart oprecht
En in hun wandel trouw zijn, al hun jaren.
Hun liefde is aan Gods gebod gehecht.
Welzalig zijn, die ’s HEEREN Woord bewaren
En, naar ’t verlangen, in hun hart gelegd,
In al hun zoeken, zorg noch moeite sparen.
Ik was benauwd, in angst en grote rouw
De moed zou mij, zo dacht ik, haast begeven.
Maar ’t is Uw Woord, waar ik mijn hoop op bouw.
Het recht wordt in Uw Waarheid hoog verheven.
Wat U getuigt, is eeuwig waar en trouw.
Geef mij daardoor verstand, dan zal ik leven.
Twee kernverzen zijn:
Waarmee zal de jongeling
zijn pad zuiver houden?
Als hij dat houdt naar Uw Woord.
Ik heb gedwaald
als een verloren schaap.
Zoek Uw knecht,
want Uw geboden
heb ik niet vergeten.
Meer over psalm 119
Psalm 119 zingen
Psalm 119 onberijmd
Samenzang psalm 119
Tekst en beeld psalm 119